De samenleving verandert. De openbare orde en veiligheidsproblematiek kent een digitale component die steeds groter wordt. Inwoners van de 34 gemeenten in de politie-eenheid Noord-Holland worden steeds vaker slachtoffer van cybercrime. De politie ziet de eerste helft van 2020 een stijging van 104% in het aantal meldingen en aangiften ten opzichte van het voorgaande jaar. Cybercriminaliteit in onze eenheid blijft stijgen en zal dit blijven doen.
Acteren op het onderwerp cybercrime is voor veel gemeenten, het Openbaar Ministerie en sommige onderdelen van de politieorganisatie nog steeds relatief nieuw en een uitdaging. Daarbij komt dat deze vorm van criminaliteit aan sterke ontwikkelingen onderhevig is.
Het project Aanpak cybercrime en gedigitaliseerde vormen van criminaliteit is gericht op het ondersteunen en faciliteren van de 34 gemeenten, de politie en het Openbaar Ministerie in het gezamenlijk aanpakken van cybercrime in brede zin. Hiermee worden alle delicten bedoeld waarbij ICT als middel wordt ingezet bij het plegen van een delict. In 2021 wordt via een aantal deelprojecten gewerkt aan verschillende aspecten van slachtofferpreventie en daderpreventie. Aan de hand van concrete casuïstiek wordt er onderzocht of via bestuurlijke interventies het online handelingsperspectief van burgemeesters verrijkt kan worden. Ook wordt ingezet op het vergroten van kennis- en inzicht bij collega’s en partners die werkzaam zijn in het veiligheidsdomein.
We pakken dit aan in deze deelprojecten:
Communicatie is essentieel in de aanpak van slachtofferpreventie. Met dit project komen via verschillende regionale en lokale media slachtoffers en professionals uit Noord Holland aan het woord. De concrete casuïstiek wordt ingezet om herkenbaarheid en alertheid te vergroten bij potentiele slachtoffers. De gedachte achter deze vorm van publieksvoorlichting is om ondernemers en inwoners minder vaak slachtoffer van de cyberdelicten te laten worden en hen handelingsperspectief te geven.
Grofweg is er in de politie-eenheid Noord-Holland een tweedeling te maken tussen twee typen jonge daders. We kennen de jongeren die specifieke IT-vaardigheden bezitten en daarmee in staat zijn cybercrime te plegen. Denk hierbij aan hackers of jongeren die DDOS-aanvallen zelfstandig uit kunnen voeren en ransomware op computers kunnen plaatsen. Soms starten deze jonge daders uit nieuwsgierigheid met deze criminaliteit, maar ontwikkelen zij zich tot intrinsieke criminelen. Het tweede type jonge daders beschikt niet over specifieke IT-vaardigheden. Denk bijvoorbeeld aan online oplichters en geldezels die worden gebruikt. De interventie Hack_light is primair op de eerste doelgroep gericht. Het zijn risicojongeren die zich op de grens van het strafrecht begeven. Het project start met het bepalen van de risicogroep in Noord-Holland. Vervolgens worden de risicojongeren benaderd om deel te nemen aan een zogenaamde bootcamp. Tijdens deze bootcamp worden zij door onder andere cybersecurity-bedrijven, politie en OM geïnformeerd over de risico’s, gevaren en vervelende effecten van hun online gedrag. Bijkomend voordeel kan zijn dat de betreffende jongere zijn of haar IT-vaardigheden kan inzetten ten behoeve van de samenleving. Deze interventie kan alleen plaatsvinden op basis van vrijwilligheid.
Hack_Light richt zich op jongeren die niet vervolgd gaan worden, maar zich wel op de grens begeven van cybercrime of hier net overheen gegaan zijn. De interventie is bedoeld voor risicojongeren. Doel van de interventie is dat zij in een vroegtijdig stadium worden bereikt en beïnvloed waardoor cybercrime wordt voorkomen en IT-talent wordt behouden. Via deze interventie wordt via het vrijwillig kader (dus buitenstrafrechtelijk) geprobeerd verdere cybercrimedaders te voorkomen en beschikbaar IT-talent te winnen. Er wordt gewerkt via coaching, het aanbieden van positieve alternatieven en training via bootcamps.
Cybercriminelen hebben lokale netwerken nodig om geld ongezien weg te kunnen sluizen van de bankrekeningen van slachtoffers naar de leden van de criminele groep. Vaak maken zij hiervoor gebruik van geldezels. Dit zijn mensen die hun bankrekening – al dan niet onbewust - uitlenen aan cybercriminelen. Het geld van slachtoffers wordt op de bankrekening van de geldezel gestort, waarna het cash wordt opgenomen en wordt doorgegeven aan de ronselaars die in contact staan met criminele netwerken.
Geldezels worden voor verschillende type delicten ingezet, zoals: aan- en verkoopfraude, phishing, ransomware en vriend-in-noodfraude. Hoeveel geldezels er in onze eenheid zijn is onduidelijk. Wel is bekend dat bij het delict ’aan- en verkoopfraude’ al 271 verdachte geldezels in beeld zijn waartegen 1169 keer aangifte is gedaan.
Er vanuit gaande dat de meldingsbereidheid rond de 25% ligt (slachtofferbeeld, 2020), lopen er waarschijnlijk rond de 1000 geldezels rond die ingezet zijn voor aan- en verkoopfraude en hebben zij gezamenlijk zo’n 5000 andere burgers opgelicht. Dit is slechts voor één type cyberdelict. Het sterke vermoeden is dat deze aantallen dus vele malen hoger zijn.
In dit project wordt inzichtelijk gemaakt hoe groot de geldezel-problematiek in onze eenheid is en wat de Noord-Hollandse geldezels kenmerkt. Op basis van deze kennis maken we een interventiekaart waarop inzichtelijk wordt gemaakt hoe partners repressief en preventief kunnen interveniëren. Denk hierbij aan risico-communicatie, coaching, voorlichting en inzet van acteur-ronselaars. Als deze kaart eenmaal bij deze partners is geïntroduceerd, kunnen de partners van Noord-Holland Samen Veilig bij het uitvoeren van de interventie geadviseerd en ondersteund worden.
Het aantal geldezels in de eenheid Noord-Holland groeit gestaag. Bij sommige gemeenten is zelfs sprake van een jaarlijkse verdubbeling van het aantal geldezels. Met dit project wordt beoogd deze groei in te dammen en het aantal geldezels in de eenheid te verminderen.
De verwevenheid van het online- en offline-domein is groot. De corona-crisis lijkt een impuls te hebben gegeven aan online aangejaagde ordeverstoringen. Maar ook nepnieuws en online verstoringen van de gemeentelijke dienstverlening als gevolg van een hack nemen toe. Binnen het project Cybercrime wordt duidelijk waargenomen dat het online domein onlosmakelijk verbonden is met de ’fysieke’ openbare orde en veiligheid in gemeenten en daarmee een cruciale rol speelt in de aanpak van veiligheidsproblematiek. In 2021 is als doel gesteld – in nauwe samenwerking met landelijke partners – te onderzoeken hoe we in onze regio nog beter kunnen gaan staan voor de (online) veiligheid van het gebied. Dit in nauwe samenwerking met de Thorbecke Academie (NHL Stenden), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het ministerie van Justitie en Veiligheid. Hierin zal nauw worden opgetrokken met beleidsmedewerkers OOV, digitale wijkagenten en het regionale cybercrimeteam van politie en OM. Vanuit NHL Stenden zijn onderzoekers betrokken bij de totstandkoming van dit beeld. In fase 2 zal concrete casuïstiek ingebracht worden waarbij zowel de interventies die tot nu toe gebruikt zijn als de nieuwe inzichten die tijdens het project mogelijk nieuw handelingsperspectief bieden worden benut.
Als regionaal samenwerkingsverband (Noord-Holland Samen Veilig) hebben we ons met dit project gecommitteerd aan de landelijke Citydeal Lokale Weerbaarheid Cybercrime.
In samenspraak met NHL Stenden bijdragen aan:
Blijven we investeren in het vergroten van kennis en inzicht in de uitdagingen die cybercrime kent zodat partners en collega’s zelf mogelijkheden hebben om op lokaal niveau concreet uitvoering te geven aan de drie wegen van het gemeentelijk veiligheidsbeleid. Dat betekent dat we: